Henk vindt

Broedplaatsen

Er zijn bestuurders, wethouders, belangenbehartigers en ander zichzelf belangrijk achtende mensen uit de culturele sector die maar al te graag het woord broedplaatsen gebruiken als het gaat om huisvesting van kunstenaars. Alsof wij een soort van rechtop lopende vreemde loopvogels zijn, die lopen te zoeken om een plek waar we onze eieren kunnen leggen en er vervolgens op gaan zitten broeden.

Velen van ons zijn zijn wel op zoek. Niet naar een broedplaats, maar naar atelier ruimte. Voor sommigen is een atelier op het platte land aan het eind van een landweggetje een ideale situatie, anderen zitten liever eenzaam boven op een zolderkamer(tje) en voor weer andere kunstenaars is de levendigheid van een stad de perfecte plek.
De huisvesting van kunstenaars in stedelijk gebied is veelal problematisch. Iedereen vindt het belangrijk, maar in de hoofden van bestuurders is de economie en het verdienvermogen op korte termijn veel belangrijker dan de intrinsieke waarde en geestverruimende verheffing van kunst en cultuur. En als het dan eens een keer van de grond komt, een cluster van creativiteit ergens in een stad, dan is het een paar jaar later al weer verdwenen. Het gebeurt niet zelden dat in een stad een afgelegen plek, een oud industrieterrein, of een verlaten achterbuurt wordt aangewezen om er een ‘creatieve buurt’ van te maken. Een beginnende galerie, een hoedenmaker, een pottenbakker, een fietsenmaker, een cineast, een aantal acteurs, beeldend kunstenaars, een webdesigner, een grafisch ontwerper, graffiti kunstenaars……allemaal vaak ‘einzelgängers’ die niet over gebaande paden marcheren, maar hun eigen weg zoeken en vinden. Op zich een prachtig idee. En al die mensen beïnvloeden elkaar op een positieve manier. Het is er levendig en wellevend. Het werkt.

En dan gaat het fout. Die levendigheid en creativiteit trekt toeristen. Het kleine kroegje wordt een hip restaurant waar de prijzen de pan uit rijzen. Het leuke kleine galerietje koopt het pand ernaast en wordt een groot zakelijk succes. Op de hoek ontstaat een souvenirwinkel met prullaria en de oorspronkelijke bewoners en gebruikers van de panden lopen verdwaasd rond en zien hun kleinschaligheid opgaan in pure commercie. Appartementen, bedoeld voor kunstenaars, gaan voor gastronomische bedragen naar de bekakten die het geweldig en ‘inspirerend’ vinden om er niet permanent, maar zo nu en dan te verblijven. De sfeer verandert en de creatieve ondernemers van het eerste uur vertrekken. De buurt is hip en duur, te duur geworden. Een prachtig triest voorbeeld is de Hackescher Markt in Berlijn. Alleen de Ampelmann is er nog, maar ook die zit inmiddels al op veel meer plekken in de stad.

Het is een kwestie van beschaving wanneer een samenleving haar wetenschappers, filosofen en kunstenaars op een fatsoenlijke manier huisvest en die huisvesting in stand houdt. In iedere (grote) stad zou een plek of buurt moeten komen waar de creatieven en kunstenaars van het eerste uur niet alleen medezeggenschap krijgen, maar ook medebeslissingsrecht en waar nodig mede eigenaarschap. Terwijl de financiering zodanig wordt geregeld dat de kunstenaars niet voor ‘eeuwig’ opgescheept worden met een schuld die niet is te overzien of een huur die onbetaalbaar wordt na verloop van tijd. De verworven huisvesting en ateliers dienen op eenvoudige wijze verhandelbaar of overdraagbaar te zijn naar opvolgende kunstenaars onder de zelfde voorwaarden. Van tijdelijk naar permanent (of niet) en van permanent naar stoppen. In het bestemmingsplan dient te worden opgenomen: alleen wonen en werken voor kleinschalige creatieve beroepen. Wonen en werken achter één voordeur. De oorspronkelijke bedoeling blijft behouden. Het werkt.